Bobotsov revisited (22 april)
Daartoe aangezocht door teamcaptain Michael Fung, die als invaller zelf meespeelde in de ontmoeting op zaterdag 20 april met Charlois Europoort 1, mocht ik mijn strenge blik laten gaan over wat er afgelopen zaterdagmiddag allemaal te beleven was in de drukbezette speelzaal van De Passage in Rotterdam Pendrecht, in het bijzonder over de gebeurtenissen tijdens de wedstrijd van ons eerste, alhoewel mijn aandacht als simultaanspeler ook uitging naar de verrichtingen van ons tweede team, dat tegelijkertijd en in dezelfde lokaliteit voor het behoud van 'n plekje in de derde klasse moest knokken tegen Charlois Europoort 3, ofschoon ik uiteraard de captain van dat team, Arnold Rijken, niet voor de voeten wilde lopen. Het werd me het middagje wel!

Om met het slot te beginnen: Zo tegen kwart voor zeven was de nog aanwezige schaakgoegemeente getuige van de apotheose, schaaktechnisch gezien dan, rond het bord van onze Dolf Meijer (zwart) tegen Jan van Overdam (wit). Hoewel de uitslag van de wedstrijd als geheel er niet toe deed (beide teams waren reeds behouden voor de eerste klasse volgend seizoen) en derhalve de intrinsieke motivatie van sommige onzer spelers ver te zoeken was, werd deze partij tot op het bot uitgevochten, resulterend in het razend interessante maar o zo moeilijke eindspel van Koning + 2 Paarden tegen Koning + pion. Zelf kon ik me vanuit mijn vroegste schaakjeugd, het jaar 1953/54, herinneren dat tijdens de schaakolympiade 1954 in Amsterdam dit eindspel voorkwam in de partij van de Bulgaar Bobotsov tegen de Canadees Bogatirchuk en dat de Bulgaar dat wist te winnen ook, maar hoe en waarom er zo gehandeld dient te orden in 'n dergelijk eindspel was me op dit moment niet duidelijk meer.

Thuisgekomen heb ik zondag er de boeken eens op nageslagen: Hogeschool van het eindspel (1976 Prof. Dr. Max Euwe / Elsevier) en van Jan Hein Donner: de Koning (1988, uitg. Bert Bakker). Maar tegenwoordig kun je op je pc'tje ook terecht voor de nodige info. In het kort komt het hierop neer : Je hebt 'n blokkadepaard en 'n drijfpaard. Het drijfpaard achtervolgt i.s.m. zijn koning de vijandelijke monarch over alle hoeken van het bord, daarbij balletachtige manoeuvres uitvoerend. Deze waanzinnig moeilijke techniek is door de bekende russische studie-componist Troitzky in 1937 reeds in een monografie uiteengezet. In het kader van dit verslag voert het me te ver om hier verder op in te gaan: Stof voor training! Het eindspel wil zo nu en dan toch nog wel 'ns voorkomen, vaker dan men denkt.

Wat er verder die middag gebeurde haalde het qua amusementsgehalte voor de aandachtige toeschouwer niet bij dit wonderlijke eindspel, dat onze Dolf, geplaagd door nog zeer beperkte bedenktijd, niet tot winst wist te voeren, ook omdat Jan de juiste verdedigende zetten deed. Kortom, waarlijk geen grootmeesterremise. Die hadden we bijna 6 uur (!) eerder gezien tussen Nathanael Spaan en Michel de Wit, die voordat ik het eerste rondje langs de borden ging maken al naar zonnig buiten waren getrokken. De volgende remise om 3 uur was die tussen Herman Keetbaas en Valery Maes op voorstel van deze laatste: Keet had al 5 kwartier bedenktijd opgesoupeerd voor 11 zetjes en ik zag in de verte het tijdnoodduiveltje al opdoemen. (1-1) Het was 4 uur, toen Michael Fung weliswaar bevrijd van TL-zorgen desalniettemin het loodje legde tegen Marco Kirana (2-1 voor CE). Kwartiertje later moest ook Victor Berg het moegestreden hoofd in de schoot leggen tegen Clement Rihonay (3-1). Joop Klijn verkleinde de achterstand door de jeugdige Joris Geene (pupil van Michel de Wit) in 'n siciliaan met tegengestelde rochades te verslaan, waarbij het jonge talent ietwat te frivool te werk ging (3-2). Zo ook onze Joost van Rosmalen in de clinch met Roger Meng: Twee pionoffers van Joost hadden toch niet het beoogde effect, zijn aanval werd resoluut afgeslagen, stukverlies en tijdnood deden de rest (4-2). Vlak hierna zag Herbert van Buitenen (naar eigen zeggen) spoken in zijn duel met Maurice Manoch en kwam voor 'n ondekbaar mat te staan (5-2). Even na vijven, na de tijdnoodfase, trok ook Leo Kranenburg tegenover Ludovic Carmeille aan het kortste eind (6-2). Oscar van Veen gaf de score rond half zes 'n wat dragelijker aanzien door Julian van Overdam in 'n taai gevecht tot overgave te dwingen: Het witte a-pionnetje, ooit door Jan Hein Donner zo lief bejegend, bracht uiteindelijk de beslissing (6-3) En toen waren alle ogen gericht op wat Dolf en Jan lieten zien in het hierboven aangehaalde curieuze eindspel (6½-3½). Het verdient aanbeveling theorie hierover nog eens na te lezen. Voor de echte liefhebbers! Waartoe ik ook behoor. (Paul Dekker)