Berichten van het Brienenoordeiland (2)

De boekpresentatie

door Keet, 7 september 2020


Na een lange dag van vele onderonsjes tussen leden en oud-leden, de vruchtenpluk door de jeugdspelers, schaken binnen en buiten in alternatieve vormen, waaronder het Eeuwig Schaak - door enkelen Geeuwig Schaak genoemd, want saaier dan het incidentele plensbuitje - de simultaan door Joost van Ruitenburg en eindeloze vluggertjes - was het tijd voor een van de hoogtepunten van het feest, de boekpresentatie.
Keets aborale praatje, die het al klaarstaande avondeten bijna uit de mond van de aanwezigen stootte, was redelijk te verstaan, al liep hij dan halverwege vast door onvoldoende keelsmering. Voor wie het ontging, hierbij die uitgesproken tekst:

Beste leden & oudleden van RSR Ivoren Toren & andere aanwezigen,

Jullie moeten het eventjes doen met deze weinig charismatische spreker, dus ik zal het kort houden en kom meteen ter zake.

Zoals de meesten van jullie wel weten, loopt er in mijn drukkerijtje een lange smalle gang die 2 bogen met elkaar verbindt. Al sinds jaar en dag de “vergeetgang” genoemd. Bedenk je iets in de ene Boog, dat je uit de andere Boog iets moet halen of zo, ben je het weer vergeten aan het eind van die lange gang.

Nu is die RKSVBH-gang tussen Ivoren Toren Paviljoen en RSR-café ook zo genoemd, maar hier betekent het toch heel iets anders. Dit hele gebouw, waar wij nu ons Eeuwfeest vieren, verbeeldt de hele vroege historie van RSR en Ivoren Toren. Wie dat niet wil geloven, leze het boek.
Die RKSVBH oftewel het Roomsch Katholieke Schaak Verband van het Bisdom Haarlem - kortweg Het Verband - was opgericht in 1937 en bedoeld als de R.K.-versie van de RSB.

De lange aanloop naar dat Verband, de verwezenlijking ervan in ‘37 en het tragische einde in de eerste oorlogsjaren, is de verbindende schakel geweest tussen RSR en Ivoren Toren. Die geschiedenis was echter geen feest en is daarom in de vergetelheid geraakt. Mogelijk is men er bij RSR tot in de 50-er jaren mee beziggeweest, maar op een enkele uitzondering na, waar ik zo op kom, is er eigenlijk nauwelijks meer een woord aan vuil gemaakt. Terwijl het volgens mij veel inzicht geeft hoe het mogelijk was dat RSR Ivoren Toren nu een eeuw bestaat. Niet alleen geeft het achtergrond aan hoe in 1962 beide clubs tot elkaar veroordeeld waren en fuseerden. In de jaren ‘30 bleken er innige banden tussen beide clubs te bestaan, die behoorlijk ver gingen. Het waren niet zo maar twee aparte RK-schaakverenigingen. En het verband was, tja de naam zegt het al - het Verband.

Dat wij dit nu te weten zijn gekomen, is te danken aan 1 man. Nou eigenlijk 2. In de eerste plaats was daar schaker van het eerste uur J.L. van Grieken. In de 30-er jaren was hij als wedstrijdleider de motor van RSR. In 1939 verliet hij de club, maar niet nadat hij in een brief aan zijn medebestuursleden zijn ongezouten mening over het gedoe met het Schaakverband ten beste gaf. Die brief is wat mij betreft een monument in onze clubhistorie. Hij zegde zijn lidmaatschap in 1939 op en nooit is meer iets van hem vernomen, niet bij mijn weten tenminste.

Toen Van Grieken de club verliet werd ene Theo Wierks lid. Van schaken had hij niet veel verstand, want in zijn lange schakersleven is hij nooit verder gekomen dan de laagste groep. Al snel begreep hij dat hij zijn heil moest zoeken in een bestuursfunctie. In de eerste oorlogsjaren werd hij dat ook en daarna zou hij meer dan een kwart eeuw secretaris van de club blijven. Misschien viel hem in die oorlogsjaren al iets op in al die Verbandspapieren of wie weet in de brief van van Grieken.
In elk geval besloot hij om alles te bewaren en in mappen te stoppen. En dat deed hij zonder aanzien des persoons. Zelfs brieven die minder vleiend voor hem waren, bewaarde hij minutieus. Elk vertrekkend of nieuw aangemeld lid kon op een schriftelijk woord van zijn kant rekenen. Er werd dan wel veel gezwegen en misschien ook verzwegen, maar schrijven kon hij goed.
Zo trommelde hij de schakers in 1946 weer bij elkaar. Volgens Frans Fritschy was hij hoogstpersoonlijk verantwoordelijk voor de enorme ledenaanwas begin jaren ‘70.
Met zulke hoofdrolspelers in de gelederen is het niet zo verbazend meer dat de wondere wereld die RSR Ivoren Toren heet, nu 100 jaar bestaat. Na Wierks volgden er nog vele meer.

Het staat allemaal uitgebreid beschreven in het boek, maar behalve dat, zijn er door heel veel leden en oudleden talloze stukken geschreven, die de moeite van het lezen meer dan waard zijn. Geen tijdvak is overgeslagen, omdat de meesten toch berichtten over meer recente gebeurtenissen. Het boek is dus vooral ook een Grote Schakelaar vanuit de beste tradities.
Dat het er is, is een soort van aaneenschakeling van kleine wonderen. En dat begon al bij het begin. Toen vorig jaar werd besloten om het te gaan maken, waren de tegenwerpingen niet van de lucht. Al jaren geen Schakelaars meer. Zit de jeugd op zoiets te wachten? Wie leest er nog een boek? Eerlijk gezegd ben ik vergeten hoe die van tafel werden geveegd. Het was in elk geval een impulsief besluit. Zo van - het hoort er een beetje bij.

Honderd jaar is natuurlijk lang zat om eens een keer achterom te kijken. Al vaker viel mij op dat de historie van vooral vóór de fusie in 1962 zo dun was. Ja, we hadden een pastoor in 1919, die wel een wijntje scheen te lusten en 9 jaar later verscheen het Ivoren Toren-spook op het toneel, waarover we eigenlijk alleen maar wisten dat Paul Dekker er in 1953 lid werd.
En oké, er liepen bij RSR wat geestelijke adviseurs rond. Sinds die verdwenen waren zo halverwege de jaren ‘50, werden er wat besmuikte grappen over gemaakt. En o ja, Ed van Doorn had ontdekt dat de namen van beide clubs een bijzondere betekenis hadden in de mariavereringssfeer. En tenslotte was er natuurlijk Peter Nederhand, sinds 1949 lid van RSR, die wel eens een boekje opendeed over medeclubleden uit die tijd. Maar dat was het wel zo’n beetje.

Pas de laatste weken toen het boek zolang op zich liet wachten, vroeg ik mij af wat mij nou zo nieuwsgierig maakte naar die vroege, vooral vooroorlogse historie. Tijdens het geschrijf was ik het alweer vergeten, maar ik las het interview met Henk Hijgeman in de 60-jarige jubileumSchakelaar er nog eens op na. Hijgeman was lid van RSR sinds 1929, vele malen was hij clubkampioen, zowel voor als na de oorlog. En hij was ook erelid, die veel betekend heeft voor de ontwikkeling van het jeugdschaak en als een van de weinige Erres Errers staat hij ook vermeld in de Who-is-Who-lijst van de RSB.
Maar wat zegt hij over zijn eerste 10 jaar bij RSR? Er gebeurde niet veel in die 30-er jaren.
Bekijk je dat door zijn toen 19-jarige bril is dat te begrijpen. In het toenmalige clublokaal was het een stille, wat gezapige sfeer met sigarenrokende oudere mannen. Toch lijkt hier iets niet te kloppen. Want het was juist een heel roerige tijd met opkomst van de RSB, Euwe die wereldkampioen werd in ‘35, het Verband van 1937 en de aanloop naar de 2e wereldoorlog. Bedenk je dat Henk Hijgeman een hoofdrolspeler was in dat RK SchaakVerband, dan lijkt het op het eerste gezicht onbegrijpelijk dat hij er in dit interview met geen woord over rept. Dat snap je pas als je bedenkt uit welke tijd dit interview stamt.
Dat was een tijd waarin nogal wat vaders besloten er verder het zwijgen toe te doen, voor wat het verleden betreft. Sinds 1966 - door uitspraken van de Paus zelf - was het al not done om stoffige katholieke historie op te rakelen, het risico op beschimping was levensgroot. Bovendien lag de clubcrisis van ‘76 nog vers in het geheugen.
Dus Hijgeman dacht: laat ik voorzichtig zijn. Vandaar de vlakke toon in het eerste deel over die dertiger jaren. De rest van dat interview bevat overigens best geinige anekdotes over bv. Prudon en Ben Witte.

Nog typischer is het dat in datzelfde jubileumnummer Frits Brouwer dat SchaakVerband wél noemt. En wel twee pagina’s voor het interview met Hijgeman. In een zeer overzichtelijk lijstje staat het Verband genoemd, al ontbreekt Ivoren Toren. Aan Frits’ lijstje mankeert verder bijzonder weinig.
Opmerkelijk is dat hij niet alleen 60 jaar terug kijkt, maar ook 60 jaar vooruit! In 8 voorspellingen, waarvan de helft al is uitgekomen, luidt die voor 2029 als volgt: “De club bestaat voor 75% uit jeugdleden”.
Waarmee Frits zich de Thucydides van RSR Ivoren Toren mag noemen. Blijkbaar was dat een historicus met voorspellende gaven, want ook deze zou zomaar kunnen uitkomen! De herinneringen van Frits hebben hun plaats in het boek ruimschoots verdiend.

Ik hoop dat iedereen nog veel plezier beleeft aan lezing van het boek.
En dan wou ik nu het eerste exemplaar overhandigen aan iemand die er al 66 jaar getuige van was en hopelijk nog vele jaren zal blijven: Paul Dekker!



Bij zijn toespraak over de parels uit onze verguisde/vergeten clubhistorie moest Keet halverwege het archiefstof van zich afslaan met wat extra spraakwater.


Eeuwige goochelschakers in de ban van echte.


Jeugdspelers verzamelen zich om de vruchten van 100 jaar RSR Ivoren Toren te plukken.